Senioren zijn gelukkig, maar gevoel van eenzaamheid neemt toe bij 75-plussers
Hoe kijken 60-plussers tegen het leven aan? En naar de toekomst? De Koning Boudewijnstichting liet een ruim onderzoek voeren bij 60- tot 84-jarigen die (nog) niet hulpbehoevend zijn. Een relatief tevreden bevolkingsgroep, al moeten we zeer alert zijn voor de toenemende eenzaamheid bij een vrij grote groep van hen, de opvallendste verschuiving tegenover 2017. Er worden hoge verwachtingen gesteld in technologische oplossingen en in buurtnetwerken.
Wat zijn de wensen, ervaringen, verwachtingen en behoeften van de 60-plussers? De Koning Boudewijnstichting liet dit onderzoeken bij een ruime groep van hen die (nog) niet hulpbehoevend zijn, en kan de resultaten vergelijken met die van eenzelfde bevraging die in 2017 voor het eerst werd uitgevoerd. Hoe willen we onze sociale contacten organiseren, hoe willen we wonen en - als het nodig is- verzorgd worden in de laatste fase van ons leven? De coronacrisis bracht deze vragen weer helemaal naar de voorgrond.
Het onderzoek werd gevoerd bij een representatieve steekproef van ruim 2.000 60- tot 84-jarigen in België, in de periode van de laatste week van september tot de eerste week van november 2020.
U vindt een selectie van illustratieve grafieken via deze link, en de volledige resultaten als bijlage.
Eigen woning
Een belangrijke vraag voor veel mensen, is waar ze in de laatste fase van hun leven wensen te wonen. Meer nog dan in 2017 blijft de eigen woning bij een overgrote meerderheid de voorkeur genieten, ook als men niet meer volledig zelfstandig zal kunnen wonen. (zie grafiek via de link hierboven). Mensen verkiezen thuis te blijven wonen, met professionele of informele hulp en eventueel een verbouwing. Toch valt ook op dat 10 procent een woonzorgcentrum verkiest als hij of zij niet meer zelfstandig kan wonen, een cijfer dat zo goed als stabiel blijft tegenover drie jaar geleden (11%). Slechts 15 procent weet het nog niet of heeft er nog niet over nagedacht, tegenover 23% in 2017.
Dat mensen het liefst in hun eigen woning blijven - wat voor de meeste mensen in de praktijk ook lukt - is een maatschappelijk gegeven dat al lang bekend is. Het beleid zet er zeker de jongste tien jaar ook sterk op in. In de praktijk verloopt het echter niet altijd probleemloos, met name op twee punten: veel ouderen zijn eenzaam in hun woning en velen rekenen op mantelzorg, wat niet altijd haalbaar is.
Eenzaamheid
Met name bij de groepen ouder dan 75 jaar is de eenzaamheid vrij groot (zie grafiek via de link). Bijna een kwart van de 75- tot 79-jarigen voelt zich meerdere keren per week (17%, tegen 8% in 2017) tot zelfs dagelijks (6%, tegen 3% in 2017) eenzaam. 36% voelt zich af en toe eenzaam, en het aantal mensen die zich nooit eenzaam voelt, zakt onder de helft (van 63% in 2017 naar 44% in 2020). Bij de 80- tot 84-jarigen zijn de cijfers zelfs nog prangender. Sociaal isolement (weinig of geen bezoek krijgen, zelf weinig buitenkomen…) is niet geheel hetzelfde als eenzaamheid (zich niet sociaal ondersteund voelen), maar er is wel een nauwe samenhang. Daarnaast is er ook een duidelijke samenhang met meer gezondheidsproblemen en weegt emotioneel isolement op het geluksgevoel. De toenemende eenzaamheid mag mede daarom zeker niet miskend worden.
De eenzaamheid lijkt mensen ertoe aan te zetten meer na te denken en zich voor te bereiden op wat nog komt. Globaal genomen is een kwart (25%) van de respondenten daar concreet mee bezig, heeft 13 procent er al over gepraat met anderen en heeft 26 er wel eens over nagedacht maar nog niets meer ondernomen. Bij de mensen die sociaal minder geïsoleerd zijn (30% concreet, 16% gepraat, 26% nagedacht) of zich meermaals per week tot dagelijks eenzaam voelen (25% concreet, 25% gepraat, 16% nagedacht), is een groter deel al met die voorbereiding van een volgende fase bezig.
Mantelzorg
Voorbij de drempel van 75 jaar verwachten ook veel meer mensen stilaan hulp en verzorging nodig te gaan hebben. Op de vraag door wie men liefst verzorgd zou worden als men hulpbehoevend wordt (meerdere antwoorden mogelijk), antwoordt 49% ‘mijn partner’ (was 44% in 2017) en 35% ‘mijn kinderen’ (was 38%). Daarnaast neemt de openheid tegenover het inroepen van de hulp van professionele zorgverleners wel duidelijk toe (van 34% naar 47%).
De taak van een mantelzorger mag echter niet onderschat worden, en is geen vanzelfsprekendheid. Bijna de helft van de respondenten heeft reeds een hulpbehoevende persoon in haar of zijn omgeving – twee op de drie van hen steken daar in grote of beperkte mate een handje toe bij de zorg voor die persoon. Aan wie nu geen hulpbehoevende persoon in de omgeving heeft, werd gevraagd of ze bereid zijn de mantelzorg op te nemen wanneer in de toekomst iemand in hun nabijheid hulpbehoevend wordt, (zie grafiek): 8% zegt ‘zeker wel’ (stabiel tegenover 2017), 39% zegt ‘waarschijnlijk wel’ (tegen 44% in 2017) en 16% geeft aan wel te willen meehelpen maar zonder echt mantelzorger te zijn (tegen 11% in 2017).
Technologie deel van het antwoord
De behoefte aan fysieke ondersteuning kan deels opgevangen worden met technologie, en zeker de jongere senioren zijn daar zeker niet afkerig van (zie grafiek). Het meest ingeburgerd, ook op hoge leeftijd, is het personenalarm (80% wil dit gebruiken). Maar bijvoorbeeld ook al één op drie zestigers staat open voor waarschuwingssystemen met sensoren of camera’s in huis. Opnieuw zien we hier grote verschillen vanaf 75 jaar: deze ouderen gebruiken momenteel veel minder communicatiemiddelen als Whatsapp, Messenger of videobellen, en ze staan er minder voor open, ook niet in het kader van zorg.
Buurtnetwerken
Daarnaast is er een groot potentieel om sociaal contact, solidariteit en onderlinge hulp te organiseren in buurtnetwerken (zie grafiek). Zeer veel 60-plussers (56%) geven aan zich te willen inzetten in een buurtnetwerk, mocht het er komen. Weinigen hebben echter weet van zulk netwerk in hun nabijheid: 5% kent het en is er ook actief, 9% kent er eentje maar is niet actief. Echter, de meeste mensen willen graag meedoen, maar minder dan een vijfde van die groep voelt zich geroepen om de organisatie te trekken of te beheren. Dit potentieel van zorg voor mekaar was ook drie jaar geleden al zichtbaar, maar er lijken intussen weinig buurtnetwerken bijgekomen – of ze zijn althans niet voldoende bekend bij het doelpubliek. Hier liggen kansen voor verenigingen of lokale besturen om het opzetten van buurtnetwerken te stimuleren en te omkaderen.
Globaal hoge geluksscore
Hoewel de vermelde uitdagingen en risico’s niet onder de mat mogen worden geveegd, zegt een ruime meerderheid van de senioren die niet zorgbehoevend zijn, gelukkig te zijn. Gemiddeld halen zij een geluksscore van 7,4 op 10 – dat is de hoogste van alle leeftijdsgroepen blijkt uit ander onderzoek. En al bij al lijkt de coronacrisis op deze diepgewortelde tevredenheid in deze laatste levensfase, geassocieerd met rust, tijd en vrijheid, vooralsnog weinig vat te hebben.